elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: onraad 

onraad , onraad , ontuig, vuilnis. Weinig hier in gebruik.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
onraad  , ônraod , onraad.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
onraad , onroad , [zelfstandig naamwoord] , 1 onraad.; 2 verstoppertjespel waarbij de zoeker onroad roept, als hij wat merkt. Onroadjen = onroad speulen; ‘t mooiste is onroadjen-mit-verlös.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
onraad , ónraot , mannelijk , onraad.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
onraad , onraod , 0 , 1. onraad Ik bin der vannacht nog oet west, ik miende dat er onraod was (Oos), Ik wol even hen de buren, mor der was onraod ze hadden ruzie (Sle) 2. spel, een combinatie van verstoppertje en tikkertje (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën) Jongs, zuw nao schoeltied even onraod doen? Enkele personen kropen weg en de grote groep moest zoeken Aj ze niet vinden kunden, rupen ij: zeg ies onraod en aj gien sein geeft, doew niet langer. Die weggekropen waren, hoefden niet op één plek te blijven zitten (Sle). Er bestaan varianten: Wie speulden vaok onraod met ‘plak an’ (Eev), Dei opzuiken mos, ruip ‘plak an’. As de aander der eerder was, dan ruip dei ‘onraod’ (Eco)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
onraad , onraod , onraad
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
onraad , onraod , 1. onraad. 2. onkosten. Vrogger mossn bie ’n gresverkopege de kopers ’t onraod betaeln.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
onraad , onraod , zelfstandig naamwoord , et 1. onraad, iets dat de omgeving, het huis onveilig doet zijn 2. bep. kinderspel: bep. vorm van verstoppertje
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
onraad , onraod , zelfstandig naamwoord , onraad.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
onraad , ónraod , mannelijk , onraad
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal