Woord: onmondig
onmondig , onmundig
, lomp, onbeschaafd, ook onzettend, verbazend. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
onmondig , [minderjarig] , onmündig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, minderjarig; verschrikkelijk, sterk. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
onmondig , onmündig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, Lomp, danig, Zeer. ʼn Onmündige k(i)eerel. Onmündig zwaor. H(i)ee kan onmündig l(i)eegen. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
onmondig , ônmundig
, niet mondig. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
onmondig , onmööndig
, minderjarig, zeer onmööndig groot: buitengewoon groot. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
onmondig , onmondeg , [bijvoeglijk naamwoord]
, zeer. ‘t Is onmondeg lekker eten. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
onmondig , onmeujneg , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, nodeloos groot en onhandelbaar Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
onmondig , onmundig , ummundig
, enorm, onbehouwen. Wat ben je toch Wa ziede toch onmundig lomp! Wat ben je toch enorm lomp!; Dè’s ummundig groot! Dat is enorm. groot. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
onmondig , ónmunjich
, ónmunjigger, ónmunjichste , onmondig. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
onmondig , onmeundig
, heel veel. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
onmondig , onmondig , onmundig , bijvoeglijk naamwoord
, (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe). Ook onmundig (Zuidwest-Drenthe, zuid) = onmondig, minderjarig Die jong is nog onmondig, hij mag nog niet teken (Dro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
onmondig , onmundeg
, onmondig. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
onmondig , onmundig
, 1. minderjarig; 2. buitengewoon, geweldig. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
onmondig , ommundeg , bijwoord
, enorm (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |