Woord: ogenschijn
ogenschijn , oogenschien
, (oogenschijn); iets in oogenschien nemen = beschouwen, bekijken, in oogenschouw nemen; “in oogenschijn kan worden genomen” (Prov. Gron. Cour. 12 December 1820) = kan worden bezichtigd. (v. Dale: oogenschijn (verouderd) = waarschijnlijkheid, schijnbaarheid.) Hoogduitsch in Augenschein = in oogenschouw. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
ogenschijn , oogenschien*
, Hoogduitsch in Augenschein = in oogenschouw. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
ogenschijn , ouge schien
, iets doen voor het oog van de menschen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
ogenschijn , [ogenschouw] , ogenschijn
, naar mijn ogenschijn, naar het mij voorkomt (1893). Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff |
ogenschijn , ougesjien , mannelijk
, schijn. Alles veur den ougesjien: alles voor de schijn. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
ogenschijn , oügesjién, vuur d'n oügesjién
, opzicht , (uit menselijk opzicht) vuur d'n oügesjién Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
ogenschijn , [schone schijn] , ougesjien , onzijdig
, schone schijn , Get doon vuuer d’n ougesjien. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |