elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: naakte 

naakte  , naakse , zelfstandig naamwoord , naakte. Einen naakse et haemp oettrekke, iemand betalen laten die niets heeft.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
naakte , näokse , zelfstandig naamwoord, mannelijk , näokse , - , naakte , Zw: Ich kên aal. Nèi de kêns gèine näokse ién z'n tés sjiéte.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal