Woord: moordenaar
moordenaar , moordener , [zelfstandig naamwoord]
, moordenaar. H.vi.4. Fri. moardener. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
moordenaar , maordenaer
, moordenaar. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
Moordenaar , Moordenoars , [eigennaam]
, scheldnaam voor die van ‘t Zand. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
moordenaar , moordenoar , moornoar , [zelfstandig naamwoord]
, moordenaar. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
moordenaar , maordenaer , mannelijk
, maordenaesj , moordenaar. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
moordenaar , moordenaar , moordenaor , 0
, moordenaars , Ook moordenaor (Noord-Drenthe) = moordenaar Het hef nog wel even duurd, maor de politie hef de moordenaor toch te pakken kregen (Vri) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
moordenaar , moordenaar
, moordenaar Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
moordenaar , moordener , zelfstandig naamwoord
, de; moordenaar Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
moordenaar , mëurdener , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, mëurdeners , - , moordenaar , VB: De mëurdener hèt lëvenslaank krège. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
moordenaar , moeardenieër , mannelijk
, moordenaar Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
moordenaar , moordenèèr , zelfstandig naamwoord
, moordenaar; Kees en Bart (ca. 1925; in Tilburgsche Post) – 'moordenaer'; ANTW. MOORDENÈÈR zelfstandig naamwoord m. – moordenaar Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |