elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: moiré 

moiré  , mooree , moiré.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
moiré , meree , moree , zelfstandig naamwoord onzijdig , moirée, een gewaterde stof. n Mereeën klaid. || moree
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
moiré , maree , maoree, moree, meree, mareie , 0 , Ook maoree (Veenkoloniën), moree (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents zandgebied), meree (Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe), mareie (Zuidwest-Drenthe, zuid) = moiré, gevlamde zijde Mien vrouw hef een trouwjurk van maree (Zwe), als bn. z. bij mareeën
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
moiré , maree , zelfstandig naamwoord , et; moiré
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
moiré , moor , waterketel , de waoterketel wier zo genoemd omdattie van ’t ope vuur, wortie bovenhieng, jillemaol zwart geworre waar = de waterketel werd moor genoemd omdat hij van het open vuur, waar hij boven hing, helemaal zwart geworden was-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal