elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: meelopen 

meelopen , mitloopen , metloopen , medeloopen, gelukken; ʼt is hōm mitloopen in de wereld = de fortuin is hem gunstig geweest, hij was een gelukskind.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
meelopen  , meiloupe , medeloopen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
meelopen , mitlopen , klem vóór , [werkwoord] , 1 meelopen. Hond is mitlopen. Maar de klem achter bij tegenstelling: Wilt mit lopen òf mit voaren?; 2 meelopen, fig. ‘t Is hom mitlopen in de weerld.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
meelopen , mitloupe , leip mit, is mitgeloupe , meegaan.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
meelopen , meelope , werkwoord , in het weer loopt mee mooi, standvastig weer (KRS: Wijk, Lang, Coth, Werk, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Bens, Lop, Pols)
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
meelopen , metlopen , sterk werkwoord, onovergankelijk , 1. meelopen Woj even metlopen, ik moe je wat vertellen (Eex), Die hef al ’n paar jaor metlopen heeft al een paar jaar ervaring (Klv) 2. meevallen, meezitten Het kan oe mitlopen in de wereld, maor aj bij de tandarts zit en die hoeft niet te boren, dan is het oe mit evallen (Hol), Het is oes metlopen daw zo gauw een woning kregen hebt (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
meelopen , mitlopen , werkwoord , 1. meelopen 2. met anderen meedoen, zich steeds richten naar wat anderen vinden, doen 3. over een lange tijd bep. werk gedaan hebben en nog doen 4. voorspoedig gaan
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
meelopen , [meelopen] , mètloupe , meelopen , Det is einen echte mètlouper.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
meelopen , meelôope , sterk werkwoord , meelopen; Mandos - Brabantse Spreekwoorden (2003) -  As alles meelópt, hèmme óptòcht is het dik in orde; (Pierre van Beek – -Tilburgse Taalplastiek 1969) - Als alles goed gaat,
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal