elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: luim 

luim , luim , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , In verkl. luimpie. Zie de wdb. – Op zijn luimpie leggen, op de loer liggen, op het punt zijn (iets te doen). Weinig gebruikelijk. De uitdr. komt ook elders voor, vgl. VAN DALE.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
luim  , lüm , luim. Hae is good gelümp, hij is goed geluimd.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
luim , loen , 0 , (wh:ti) = luim, stemming In een goeie loen brengen (ti), zie ook loenen I
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
luim , loenen , meervoud , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe) = nukken Wij went al hielemaol an die rare loenen van hum (Pdh), Dat is ain raor ding, dai het ’t altied mit loenen (Vtm), Bie loenen wil hij best waarken (Erf), Die hef van die loenen, ij wit bijtieden niet waj der an hebt (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
luim , lumen , meervoud , (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) = luimen, nukken Snap ie wat van heur gistern alles èven mooi en vlot en vandage is het weer lumen en kuren (Ruw), Hij hef zien lumen nogal is (Ass), Het is net zoas ij hum antreft, want hie hef het bij lumen (Dal) *Mit lumen en nukken / Bij toeren en rukken (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal