elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: lijsterkraal

lijsterkraal , liisterkrâlen , [zelfstandig naamwoord] , z. Kwitsen.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
lijsterkraal , [lijsterbes] , lîsterkralle , vrouwelijk , lîsterkrallen , lijsterbes.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
lijsterkraal , liesterkralle , lijsterbessen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
lijsterkraal , liesterkralen , lijsterbessen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
lijsterkraal , liesterkrallen , lijsterbessen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
lijsterkraal , liesterkral , liesterbes , 0 , Ook liesterbes (Zuidwest-Drenthe, Veenkoloniën, Kop van Drenthe) = 1. vrucht van de lijsterbes Dai boom hangt vol liesterkralen (Vtm), De (k)liesterbaaien worden al rood (Row) 2. lijsterbessenboom
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
lijsterkraal , [lijsterbes] , liesterkralle , zelfstandig naamwoord , lijsterbes.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
lijsterkraal , liesterkralle , zelfstandig naamwoord, meervoud , lijsterbes (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
lijsterkraal , liesterskral , liesterskralle , liesterskrelke , lijsterbes
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal