elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kwakkelaar 

kwakkelaar  , kwakelaer , ziekelijk man.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kwakkelaar , kwaggelaer , mannelijk , kwaggelaesj , kwaggelaerke , sukkelaar.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
kwakkelaar , kwakkelaar , kwakkelder, kwakkelpuut , 0 , kwakkelaars , (Zuidoost-Drents zandgebied). Ook kwakkelder (Zuidoost-Drents veengebied), kwakkelpuut (Zuidoost-Drents veengebied) = iemand die voortdurend sukkelt Dat mens is altied zeik, het is een echte kwakkelder (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kwakkelaar , [sukkelaar] , kwakkelieër , mannelijk , sukkelaar
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal