elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kruidnagel

kruidnagel , kruinagel , sering. Zoo ook kruinagelboompje enz.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
kruidnagel , kroetnagel , seringen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kruidnagel , kruudnoagels , noagelkruud , [zelfstandig naamwoord] , kruidnagels.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kruidnagel , kruînaogel , mannelijk , sering (pinksterbloem).
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
kruidnagel , kroetnaagel , kroenaegel , mannelijk , kroetnaegel/kroenaegel , kroetnaegelke/kroenaegelke , kruidnagel; sering, Syringa.; kroenaegel woelwater (wordt vnl. van kinderen gezegd)
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
kruidnagel , krönaogel , zelfstandig naamwoord , kruidnagel, sering. De bloempjes van de sering lijken op een kruidnagel. Zodoende.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
kruidnagel , kruudnaegel , kruidnagel.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
kruidnagel , kruudnagel , 0 , kruidnagel Der mussen nog wat kruudnaogels in (Gro), ...in de rooie kool (Mep)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kruidnagel , kruinagels , seringen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
kruidnagel , kruinaogel , zelfstandig naamwoord , sering, Syringa vulgaris. * Dr. Jan Stroop, Sprekend een West-Brabander, deel 1 en 2, 1981: het uitgebloeide bloempje van de sering gelijkt sterk op het kruidnagelkruid.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
kruidnagel , krènaogel , seringen , Krènaogel dé zén m'n lievelingsbluumkes, die ruuke zó lékker in't vurjaor. Seringen dat zijn mijn lievelingsbloemen, die ruiken zo lekker in het voorjaar.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
kruidnagel , kruudnaegel , zelfstandig naamwoord , de; kruidnagel
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kruidnagel , krönaogel , sering, kruidnagel.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
kruidnagel , kruudnagel , zelfstandig naamwoord , kruidnagel.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
kruidnagel , kruinaogels , seringen , de kruinaogels bloeje wir mwooj = de seringen bloeien weer mooi-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
kruidnagel , kruijnâgel , sering, kruidnagel , Kruijnâgels rèùke hil lèkker. Seringen ruiken heel lekker.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
kruidnagel , krènaogel , kroinaagels, kruinaagels , zelfstandig naamwoord , sering (Eindhoven en Kempenland); kroinaagels; meervoud; seringen (Helmond en Peelland); kruinaagels; meervoud; seringen (West-Brabant; Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
kruidnagel , kroednieëgel , mannelijk , 1. kruidnagel 2. sering
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
kruidnagel , kroedniëgel , zelfstandig naamwoord , kroedniëgel , kroedniëgelke , 1. kruidnagel (Syzygium aromaticum) 2. sering (Syringa vulgaris)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
kruidnagel , kroêdnegel , kroêdnieëgel , zelfstandig naamwoord, mannelijk , kroêdnegel(s)/kroêdnieëgel(s) , kroêdnegelke/kroêdnieëgelke , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); kruidnagel, sering
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
kruidnagel , krèùdnaogel , krönaogel , zelfstandig naamwoord , "kruidnagel; meervoud: kruinaogels; De Wijs – wè staode toch te snuffelen… -k’ruuk liever kruinaogels (seringen) dan snoffels (anjers), mun dalidassen staon schôon maar ruuken nie (10-03-1967); zie ook: krönaogel; krönaogel; kruidnagel, 'kruinagel', 'kruidnaogel', 'naogelgrèùs'; Henk van Rijen - ""zèn öllie kröötnaogel pèèrs of wit?"" - zijn hun seringen ...?; WBD III.4.3:184 krönaogelbôom - sering; ook genoemd: knaogelblòm; Bosch kruinagel - kruidnagel, seringen; A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland, Meer in het bijzonder d’Oerse taol, 1958 etc. - ; znw.m. - kruidnagel, sering; Josef Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - KRUINAGEL znw.m. - kruidnagel Biks krönaogel zn - kruidnagel, sering; Heestermans, Witte nog? Over Bergse en Westbrabantse woorden en uitdrukkingen; 8 dln. 1988-1994. - kruinagels (I:74); Jan Stroop, Sprekend een Westbrabander, 1979, 1981 - krönaogel (I:109); WNT KRUIDNAGEL - In Z.-Nederl ook KRUINAGEL"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
kruidnagel , kroe~dnagel , sering
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal