Woord: korre
korre , [lokroep] , koere
, lokwoord voor varkens. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
korre , koƫrkske
, big. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
Korre , Korre , [eigennaam]
, verouderde mansnaam, nog over in de geslachtsnaam Korrengoa. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
korre , koertie , 0
, koerties , (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = armzalig biggetje Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
korre , koer , zelfstandig naamwoord
, roepnaam voor het varken (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |