Woord: kornet
kornet , cornet , cornette
, heet men hier eene soort van vrouwenmuts, voornamelijk onder den burgerstand gedragen, welke met een lint of lap van zijden stoffen wordt vastgebonden Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
kornet , kerneeke
, klein krentenbroodje. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
kornet , kernet , [zelfstandig naamwoord]
, ook: kernetmutse (Stad) = kornet. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
kornet , kernètje
, witte kanten muts zonder kroon, als door-de-weekse hoofdtooi; door oudere en minder gegoede vrouwen ook ’s zondags gedragen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
kornet , kornet
, 1. vrouwenmuts; 2. knipmuts. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
kornet , kaôr , kaor , zelfstandig naamwoord
, kaôrs , käörke , hoorn (muziekinstrument, Frans: cor) ook hoeërn Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
kornet , kernieëkske
, krentenbroodje Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |