Woord: koffiedrinken
koffiedrinken , kōffiedrinken
, als tijdsbepaling: koom ie te teedrinken of te kōffiedrinken? zooveel als: plusminus te drie, of om zes uur. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
koffiedrinken , kôffie drinken
, avondeten. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
koffiedrinken , kovviedrinken , [werkwoord]
, koffie drinken. Wie zatten net te kovviedrinken = wij zaten juist koffie te drinken, d.i. wij kregen een kop koffie; niet, zoals in Holland, boterhameten om middag. n Kovviedrinker is iem. die mee komt een kopje koffie te drinken. ‘t Is kovviedrinkerstied, ‘s morgens om elf of ‘s middags om drie uur. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
koffiedrinken , koffiedrinke , onzijdig
, broodmaaltijd. We gaon koffiedrinke of ’t Is koffiedrinke We gaan brood eten. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
koffiedrinken , koffiedreenke
, in zomerdaag oate de bore ok nag um veer oor. Dát aete, bótramme en koffie, het koffiedreenke. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
koffiedrinken , kòffiedringke
, maaltijd met brood rond vier uur ’s middags. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
koffiedrinken , koffiedrinken
, we gaon koffiedrinken, de broodmaaltijd gebruiken. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
koffiedrinken , koffiedrinke , zelfstandig naamwoord
, het avondeten Nae ’t koffiedrinke kom ik nae je toe Na het avondeten kom ik naar je toe Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
koffiedrinken , koffiedrinke
, broodmaaltijd gebruiken Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
koffiedrinken , koffiedrînke , werkwoord
, drînktj, droonk koffie, koffie gedroonke , broodmaaltijd nuttigen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
koffiedrinken , kòffiedrinke , sterk werkwoord
, Praktisch uitsluitend als infinitief in gebruik; meestal ondersteund door het hulpww. 'gaon' of 'moete'. Verbuiging leidt tot letterlijke interpretatie. – de broodmaaltijd gebruiken (eventueel zonder koffie, doch met thee); Cees Robben: Ist koffiedrinken of ötruste?; As we thös kwamen, ha onze vadder zen brôod al op en koffiegedronken. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); WBD III.4.4:125 'koffiedrinken' = koffietijd; Stadsnieuws: Blèèfde nòg meej kòffiedrinke, òf gaode vur den dònkere nòr hèùs? (25020); Bont znw.o. - koffiedrinken, ook gebruikt voor 'ontbijt' Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |