Woord: knopen
knopen , knuppen , [werkwoord]
, part. knupt , knoopen. Knup, een knoop. Knupdoukien, een zijden doekje, door de vrouwen om den hals geknoopt. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
knopen , [samenbinden] , knüppen , zwak werkwoord
, binden, samenknoopen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
knopen , knuppen
, (Oldampt, Goorecht) = knoopen (werkwoord). Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
knopen , knuipe , werkwoord
, knoopen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
knopen , knuppe , werkwoord
, knoopen. Kort geknup zien, korzelig, kort aangebonden zijn. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
knopen , knuppen , zwak werkwoord
, een knoop leggen Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
knopen , knopen , [werkwoord]
, knuppen. , (Hogeland en Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
knopen , knuppen , [werkwoord]
, vastknopen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
knopen , knuepm , zwak werkwoord
, knopen, ook kinderspel. Zik knuepm kùnn, zich geldelijk kunnen redden; Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
knopen , knuppe , knöppe, knope
, knupte/knöpte, geknupt/geknöpt , knopen, knoopte, geknoopt. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
knopen , knuipe
, knuipde, haet of is geknuip , knopen; overdrijven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
knopen , knóppe
, knópde, haet geknóp , verkopen van vee naar geschat gewicht. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
knopen , knuppe
, vástmake. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
knopen , knuppen
, knuppen, eknupt , knopen; * as de zak vol is, mu’j ’m dichte knuppen: je moet op het juiste moment reageren. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
knopen , knuppen , knopen , zwak werkwoord, overgankelijk
, Ook knopen (Zuidwest-Drenthe, zuid) = knopen, vastknopen Knup dat pong dicht, veurdat het er oetgeurt (Eev), Een nettie knuppen (Hgv), Hie hef der waark met, de èendties an ’nkander te knuppen rond te komen (Eex), Toe man, knupt er nog ’n kertiertie bij an blijf nog maar even, doe nog even door (Hgv), Die hef hum der nog an knupt die jonge aan dat meisje geplakt (Sle), Hij hef hum wat op het jak knupt (Klv), ...op de nakke knupt (Bco), ...der flink wat op knupt wijsgemaakt (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
knopen , kneupken , zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidoost-Drents veengebied) = spelen met knopen met twee man. Gelijke aantallen knopen in een klomp gooien; sprong er een ongelijk aantal uit dan waren ze voor de gooier, spatte er geen knoop uit (dat was dan baksel) dan waren ze voor de tegenpartij, evenals bij een gelijk aantal (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
knopen , knuppen , kneúpen
, een knoop leggen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
knopen , knuppen , werkwoord
, knopen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
knopen , knuppm
, knopen (werkw.). ’k Zal de zak dichte knuppm, anders löp mien ’t spul der uut. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
knopen , kneupen , knopen , werkwoord
, 1. aaneenknopen, een knoop in een touw e.d. leggen 2. door te knopen vervaardigen als handwerk Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
knopen , knuepe , werkwoord
, knöpde, geknöp , knopen , (afw. vormen o.o.t.) dich knöps, hër knöp, dier knöp, geb. wijs mv. knöp) VB: E kerpêt knuepe.; vrijen knuepe Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
knopen , knuuwepe , knuppe
, vastknopen Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
knopen , knuppen , werkwoord
, knuppen, eknupt , knopen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
knopen , kneupe
, knupt, geknupt , knopen , Knupt dè mèr goewd in oew orre. Knoop dat maar goed in je oren. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
knopen , knuipe
, knuiptj, knuipdje, geknuiptj , knopen , Knuip dich det in dien oeare! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
knopen , knuipe , werkwoord
, knuîptj/knuiptj, knuipdje, geknuîpdj/geknuipdj , knopen Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
knopen , knuppe , werkwoord
, knuptj, knupdje, geknuptj , drinken van bier, kapot slaan, knikkers raken, vlooien vangen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
knopen , knuîpe , werkwoord
, knuîptj, knuîpdje, geknuîptj , knopen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
knopen , knuppe
, (vast)knopen Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |
knopen , knêûpe , zwak werkwoord
, knopen; B kneupe - knupte - geknupt - ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij knupt; M knêûpe; Cees Robben – Ik kos m’n schoene niemer knöpe... (19590307) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
knopen , knöppe
, knöpde – geknöp , knopen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |