elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kakmaker 

kakmaker , kakmaker , zelfstandig naamwoord, mannelijk , zie kak.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
kakmaker  , kakmaeker , opsnijder.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kakmaker , kakmaker , zelfstandig naamwoord , Opschepper, iemand met veel kouwe drukte.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
kakmaker , kakmaeker , mannelijk , kakmaekesj , kakmaekerke , aansteller.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal