elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kachelpijp 

kachelpijp  , kachelpiep , kachelbuis, ook hoogen hoed.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kachelpijp , kachelpie:pe , meervoud , benen (spotnaam) (dik en recht).
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
kachelpijp , kachelpiepe , kachelpijp.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
kachelpijp , kachelpiep , 0 , 1. kachelpijp De kachelpiepen moet er of het is alweer 14 dagen leen (Sle) 2. soort hoge hoed De bruidegom har de kachelpiep op (Gie), Bie de begrafenis hebben de draogers een kachelpiebe op (Erf), De leste die nog een kachelpiepe drèug was oeze domeneer en dan allend nog mit een begrafenis. Hij is aoverleden in 1943 (Ruw) 3. beenkap (Zuidoost-Drents veengebied)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kachelpijp , kachelpijp , zelfstandig naamwoord , hoge hoed, hoge zije.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
kachelpijp , kachelpiepe , kachelpupe , zelfstandig naamwoord , de; 1. pijp van een kachel 2. cilinderhoed, hogehoed
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kachelpijp , kachelpiepe , zelfstandig naamwoord , 1. kachelpijp; 2. hoge hoed.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
kachelpijp , kachelpiêp , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , kachelpiêpe , hoge hoed, kachelpijp
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
kachelpijp , kachelpèèp , zelfstandig naamwoord , kachelpijp; Frans Verbunt:  hogehoed; WBD III.1.3:172 'kachelbuis' = hogehoed ook 'hoge dop', 'hondenkooi'; WBD III.1.3:176 'kachelbuis' = hogehoed
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal