Woord: juistement
juistement , juustement
, het Fransche justement. Zie: just. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
juistement , justement
, juist (toestemmend). Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
juistement , juustemìnt , justemènt , [bijwoord]
, juist. (Uit het F.) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
juistement , juustemeant!
, zeer juist! Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
juistement , sjuustement!
, [F.: justement] juist, krek, precies! Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
juistement , juustementem
, zie juustem. Vgl. Frans justement. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
juistement , sjtustemènt
, juist. Sjustemènt, dat höbste gout gezach: dat heb je goed gezegd. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
juistement , juustement
, juist (als bevestiging). Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
juistement , juustement
, juist. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
juistement , juustement , juustem , tussenwerpsel
, (Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied). Ook juustem (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën) = juist, precies Juustement, zo was het (Vle), Juustement, ij hebt het goed begrepen (Zwe), Juustem, goedzo (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
juistement , juustement
, zie juust Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
juistement , juustement
, juist. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
juistement , juustement , justement, juustem , tussenwerpsel
, juist, zo is het maar net Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
juistement , sjuustement , bijwoord
, [Fr, justement] juist, precies Sjuustement, da’ wou ‘k ok net zegge Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
juistement , zjustemeent , zjustemént , bijwoord
, juist , inderdaad; zjustemeent VB: zjustemeent, dat woûw ich oüch zegke; zjustemént Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
juistement , juustement
, juist! Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
juistement , [juist ] , zjustement
, dat is zo, juist zo, zie ook sjustement Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
juistement , juustemênt , tussenwerpsel
, juist, klopt, dat, zo is het Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
juistement , sjuustemènt , bijwoord
, Henk van Rijen – zeer zeker (Fr. justement); WNT JUISTEMENT, afl. van 'juist' Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |