Woord: jasses
jasses , jasses , jarses
, uitroep van afschuw, eigenlijk een basterdvloek, voor: Jezus, Heere Jezus; ook Oostfriesch maar met uitgebreider beteekenis. (Schimmel: Jesses, wat ben jij een heilig boontjen! De Kaptein van, enz. Dl. 2 bl. 174, en ald. bl. 237: jakkes.) Vgl. jijs. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
jasses , jasses* , jijs*
, Hoogduitsch Jesses. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
jasses , jesses
, bah (uitroep). Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
jasses , jazzes! , harrejazzes!; ajazzes! , [tussenwerpsel]
, uitroep van afschuw; letterlijk = Here Jezus! Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
jasses , jasses , tussenwerpsel
, uitroep van afkeer Jasses wat een vies ding (Bro) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
jasses , jasses
, bastaardvloek Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
jasses , jasses , tussenwerpsel
, uitroep van afschuw, tegenzin Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
jasses , jazzes , juzzes , tussenwerpsel
, jasses , jazzes!; juzzes! VB: juzzes, wat gebëurt mich dao? Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
jasses , sjindres-kriejle-van-merante-zég-ik
, Uitroep van verbazing. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
jasses , jösses , jözzes, jazzes
, jasses, uitroep van verbazing of schrik Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |