elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: inkt 

inkt , enk , voor inkt, of, gelijk anderen spellen enkt, hetwelk de oude spelling is. In de zamenstelling zegt men ook enkpot, enkkoker, enz.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
inkt , enk , enkent, enkert , inkt, Gron. enkt, enkent, enket, Oostfr. enket, enkt, Westf. enket, Friesch enkt, enkert, Oudfr. aenket, enket, Kil. enckt, inckt, HD. Dinte; van ’t Lat. tinctum.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
inkt , enkt , enket, enkent , (Oldampt, Westerwolde), enket (Ommelanden) = inkt; Drentsch enk, enkent, enkert, Friesch enkt, enkert, Kil. enckt, inck; Oostfriesch enket, enkt, Westfaalsch enket, Oud-Friesch aenket, enket, Hoogduitsch Dinte, van ’t Latijnsche tinctum. Zegswijs: hij het gijn enket in de pen = hij is onmachtig.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
inkt , ink , Inkt. Géf mîn pen en ink.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
inkt , ink , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Inkt. || Zo zwart als ink. Hoe komt die ink aan je vingers? – Evenzo in samenst. inkpot, inkkoker, enz. De vorm ink is ouder dan inkt; zie FRANCK 396. In het Mnl. Wdb. en bij KIL. worden beide vormen opgegeven. In het Stad-Fri. zegt men ink en inket. – Vgl. inkig.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
inkt , enkt* , van ’t Latijnsche encaustum, evenals het Duitsche Dinte of Tinte van “tinctum”; zie Wattenbach, Schriftwesen im Mittelalter.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
inkt , ink , Inkt. Géf mîn pen en ink. *H(i)ee schreeuwden pen en ink. Hij schreeuwde moord en brand.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
inkt  , ink , inkt.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
inkt , eankelt , inkt
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
inkt , inkent , [zelfstandig naamwoord] , ook: inket (Hogeland) = inkt. Ook nog wel de oude vorm inkert: hai het gain inkert in de pìn = hij is machteloos. Inkent, ten O. van de Tjariet, inkt westelijk. (Dr. Rietema.)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
inkt , inkt , enkt , [zelfstandig naamwoord] , veel gebruikt nu naast inkent, inket. Vooral in samenstellingen: inktkoker, inktlap, inktpòt, inktspatters. In Stad ook nog wel enkt.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
inkt , int , inkt (1893).
Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff
inkt , eanklt , zelfstandig naamwoord, mannelijk , inkt
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
inkt , ink , zelfstandig naamwoord , Inkt. Ook in samenstellingen als inkpot, inkvlek, enz.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
inkt , énk , mannelijk , inkt. Om pen en énk sjreeve: moord en brand schreeuwen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
inkt , inkt , ink, enk, enkent, enkert , 0 , Ook ink (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, in samenstellingen ook elders zonder t uitgesproken), enk (wm), enkent (wm), enkert (wm) = inkt Zit er nog ink in die fles? (Pdh), De belastingcommies har vrogger een flessien inkt an een ket um de hals, want niet elk har inkt in hoes (Sle), Eerst musse wij in de klasse mit potlood schrieven en later mit ink(t) (Bro), (fig.) Dat ventien hef al ink in de penne kijkt al naar de meisjes (Hav)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
inkt , int , inkt.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
inkt , inket , enk , (Gunninks woordenlijst van 1908) (Kampen) inkt. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: enk
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
inkt , ink , inkt.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
inkt , ink , inkt, inket , zelfstandig naamwoord , de; 1. schrijfinkt 2. drukinkt
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
inkt , int , zelfstandig naamwoord , [O] inkt
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
inkt , eenk , zelfstandig naamwoord, mannelijk , eenkte , - , inkt , VB: Lêt op, d'n eenk ês nog neet druug, dalik begaojs te dich. Zw: pen en eenk këke: hard janken, (Gezegd van een hond nadat hij een trap heeft gekregen. Oorspronkelijk gezegd van mensen: "Pen en eenk'' want men wil in hoogste nood zijn testament maken.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
inkt , int , inkt
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
inkt , int , inkt.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
inkt , ink , zelfstandig naamwoord , inkt.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
inkt , int , zelfstandig naamwoord , inkt; B Die(n) int schrèèft goed. Cees Robben – Hij greep naar int en naar pampier (19651224); weijD Etym.: oud Frans - 'enque'; J.H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836) - INT voor inkt of, gelijk anderen spellen, enkt. Sommigen leiden het woord af van het Poolsche inkaust ... Z.a. Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch 1899:  INK, INT, ENK - ent, griffel: eenige inten op 'nen boom steken. Noord en Zuid, jrg. 25, 1902, p. 241 – Int, inkt. De vorm int was ook in 't Mnl. naast inct in gebruik. Over de etymologie van dit woord zijn de geleerden het niet eens. MNW – lemma INCT - Mit ynt ende mit pennen ghescreven, Hs. Moll 5, 120?b., Holland, 1450-1470; Van papier ende int, Bel. v. L. 383. Om int ende papier gegeven voir mijns heren clercken, Oorl. v. Albr. 162, 1390-1400. Dat alle die bergen waren pappier, ende alle meer ynt, ende alle menschen die snelste scrijvers waren, die en conden niet beschryven dat grote loon, D. War. 4, 523.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
inkt , ink , inkt
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal