Woord: hoofdvlees
hoofdvlees , heufflijs , heufflais
, zie: vinken zunder veeren. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hoofdvlees , heufvlijs
, zie vinken *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
hoofdvlees , huidvleis
, zult. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
hoofdvlees , huitvleisj , onzijdig
, huitvleisjke , zult. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
hoofdvlees , heufdvleis , 0
, hoofdvlees Wij hadden het gerak al op tied in de stokpot veur de heufdvleis (Sti), zie ook heufdkees, kopvleis Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hoofdvlees , huutvlès
, hoofdkaas, zult. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
hoofdvlees , hûidvlèis , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, - , - , hoofdkaas , hûidvlèis VB: hûidvlèis mêt broed, azién en mosterd, dat hêlt dich ién d'n zyje. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
hoofdvlees , [hoofdkaas] , huidvleis , onzijdig
, hoofdkaas Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
hoofdvlees , huidvleîs , huidvleis
, hoofdkaas, zure zult, bereid van de kop, staart en oren van het varken (huid is hier afgeleid van höd – hoofd) ook perskop Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
hoofdvlees , huitvleîs , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, (Nederweerts, Ospels) zult Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
hoofdvlees , huidvleis
, hoofdkaas; zult Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |