elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hinkelen 

hinkelen , hinkelen , voor hinken. Eene hinke-baan is hier eene hinkel-baan.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
hinkelen  , hinkele , op een voet springen (kinderspel).
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
hinkelen , hinkjen , [werkwoord] , ook: hinkjevakjen ( Oldambt) = hinken als kinderspel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
hinkelen , pòthinken , pòthinkjen; pòtjehinken , [werkwoord] , kootjehinken. Zie ook pòt 3 en paarkhinken.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
hinkelen , hinkeln , zwak werkwoord, onovergankelijk , hinkelen Wel wil met hinkeln? (Sle), De maais bint an ’t hinkeln de jonges an ’t knikkern (Ruw), Wie binnen de haile straote deurhinkeld (Vtm), zie ook hinkelpaarken
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
hinkelen , hinkele , hinkelen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
hinkelen , ienkele , hinkelen (een kinderspel).
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
hinkelen , hinkepadden , hinkepotten , hinkelen (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
hinkelen , hînkele , hoonkele , werkwoord , tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); hinken
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal