Woord: heep
heep , jipe , vrouwelijk
, hakmes. Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
heep , hieepe , heepe, eepe, ieepe , vrouwelijk
, h(i)eepen , hakbijl, korte bijl. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
heep , hiëp
, bijl. <u>Oetvalle wie ein alde hiëp, schelden. Alden hiëp, oud paard. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
Heep , Haip , [eigennaam]
, geschreven Heep, mansnaam (W K.) || Haipke; Haipko Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
heep , iep , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, iepe , iepken , hakmes Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
heep , heep , mannelijk, vrouwelijk
, heepe , heepke , hakmes. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
heep , hieëp
, hakmes waarmee men oude stenen schoon kapt Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
heep , hiepe , 0
, hiepen , (mc) = 1. snoeimes Het snuimes ook wel hiepe enuumd was daorbij het belangrijkste geriedschop (mc:Mep) 2. klein mensje, z. ook hiepsel Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
heep , hiep
, kleine bijl, hakmes. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
heep , híép
, hakbijl, kapmes Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
heep , hieëp , mannelijk
, hieëpe , hieëpke; , 1. korte bijl 2. bazige vrouw , Hae houwdje de hoon mètte hieëp de kop aaf. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
heep , hiëp , zelfstandig naamwoord
, hiëpe , hiëpke , hakbijl; ein gezicht wie ein hiëp – een heel lelijk gezicht (Duits: Hippe) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |