elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: groschen

groschen , gros , 6 cent, duitsch geldstuk.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
groschen , grössien , onzijdig , Duits muntstuk (Groschen), waarde 6 cent.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
groschen , grosje , mannelijk , grosjes , 10 pfennigstuk; vuilpoes. Doe bës ’ne vieze grosj, of: grosje: je bent een vuilpoes.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal