elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: grenenhout 

grenenhout , grijnenholt , grainenholt, greinenholt , grenenhout, hout van den gran (Zweedsch) = denneboom.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
grenenhout , grainenholt , grenenhout, ook alleen: grainen; ’t is grainen = ’t is grainenholt. Noorsch gran = pijnboom.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
grenenhout  , greineholt , greenenhout.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
grenenhout , grennenholt , grenenhout
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
grenenhout , grainen holt , [zelfstandig naamwoord] , grenen hout.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
grenenhout , grenenholt , 0 , grenenhout De keziens bint allemaol maakt van grenenholt, ...greinenholt (Bco), Grenenholt komp van de grove den (Hijk)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
grenenhout , grijnout , zelfstandig naamwoord , grenen hout, * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal