Woord: gieteren
gieteren , gieteren , zwak werkwoord, transitief
, Zeker spel; bestaande in het voortwerpen van een kaatsbal over het ijs, door middel van een houten schepper in de vorm van een gieter, zie aldaar. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
gieteren , geetere
, geet, güts, güt, goot, gegaote , begieten. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |