Woord: getreden
getreden , getraoje
, getreden (fig. gepikeerd). Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
getreden , getraoe
, beledigd. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
getreden , getroëje , bijvoeglijk naamwoord
, beledigd , VB: Èi verkierd woerd en 'r ês al getroëje. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
getreden , [gekwetst] , getroeaje
, 1. gekwetst, beledigd 2. bevrucht , Gaw getroeaje zeen: snel op zijn teentjes getrapt zijn. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
getreden , getroeëje
, op zijn tenen/pik getrapt, beledigd Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
getreden , getroeëje , getrooje , bijvoeglijk naamwoord
, eerste vorm Weerts (stadweerts); tweede vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; gekwetst Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |