elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: gescheid

gescheid , gescheid , grens van b.v. een stuk bouwland.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
gescheid , gescheid , grens ván en perceel groond. (WLD I.08, 17)
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
gescheid , geschèìjd , ‘t schèìjd , grens (scheiding)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
gescheid , [grensscheiding] , gescheid , grensscheiding (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
gescheid , gesjeîd , gesjeid , erfafscheiding. Afgeleid van het werkwoord ‘scheiden’
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal