elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: gelijken 

gelijken , likkenen , Gelykenen.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
gelijken , geliektjen , in: vief geliektjen, (geliekjen); zeker eenvoudig kaartspel.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
gelijken  , gelieke , gelijken.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
gelijken , lieken , gelijk maken. De stiiege lieken.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
gelijken , gelieken , [werkwoord] , niet Hogeland en Westerkwartier, ook elders meestal lieken = gelijken. Zai gelieken niks op mekoar. Doar was niks dat op n hoes geleek.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gelijken , geliekng , werkwoord , gelijkenis hebben
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
gelijken , glijken , hooi of stro zodanig verdelen dat het op dezelfde hoogte komt te liggen
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
gelijken , gelieken , werkwoord , hetz. als lieken (op)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
gelijken , geliéke , werkwoord , geliëk, geliëke , lijken , (afw. vormen o.t.t., dich geliks, hër gelik) VB: 't Begênt noé toch al uurges op te geliéke.VB: De geliks vëul op de pa.; (lijken op elkaar) zich geliéke VB: Neet te gelueve wie zich dy geliéke.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
gelijken , gelieke , geliektj, geleek, geleke , gelijken, op elkaar lijken
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
gelijken , gelèèkene , zwak werkwoord , gelijkenen; WNT (IV:1192) onz. en bedr. zw.ww., bijna uitsluitend gebruikt in de onbepaalde wijs in de tegenw. tijd en in de beide deelwoorden. Afgeleide frequentatieve vorm van 'gelijken'.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal