Woord: fooi
fooi , fooi
, Alzoo wordt in deze streken genaamd het maal of dranken, de welke de landlieden aan hunne geburen, enz. geven, nadat deze hun eenige gezamenlijke dien Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
fooi , foei
, fooi. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
fooi , fooi , ,
, was een gratificatie, wanneer men werd aangenomen voor de haringvisscherij, in een tijd dat er volk gebrek was (geen handgeld; ’t werd niet van het loon afgetrokken): ’k Heb ’n stêe anenome, en 20 gld. fooi ehâad (gekregen). B. 1790: voor de fooi van de nacht, een toegift, een extra vangst van dezen nacht; in den nanacht. Nog mogelijk. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
fooi , fooi , [zelfstandig naamwoord]
, [fooi] Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
fooi , fooj , vrouwelijk
, fooje , feujke , fooi. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
fooi , fooi , 0
, fooien , 1. fooi Ik heb de kapper ok een fooi geven (Sle), Hij krig een fooi, dei gieneine wat angait krijgt niets (Bov), Hij hef de fooi te pakken hij heeft het geld in zijn zak (Dwij) 2. habbekrats Het was eigenlijk maor een fooi waw der veur kregen hebt (Bor) 3. (meestal zonder lidw.) tractatie na het binnenhalen van de oogst (Zuidwest-Drenthe, Kop van Drenthe) As eerpel oet de grond wassen, dan kregen wai het fooi, dat was poeiersukkelaomelk (Pei), Aj de eerpels der uut hebt, kriej fooi mag je zoveel sagomelk drinken en krentebrood eten als je wilt (Dwi), ...’dan werd er saliemelk of kaneelmelk geschonken, later ook chocolademelk en nog later ook wel euliekoken (Die), Fooi drinken chocolademelk drinken en euliekoeken bakken (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
fooi , foi
, fooi. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
fooi , fooi
, fooi Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
fooi , fooi , zelfstandig naamwoord
, de; 1. fooi 2. bijzondere tractatie bij het oogsten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
fooi , foj
, fooi Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
fooi , fwôôi
, vrouwelijk konijn. ook “vwôôi”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
fooi , fwôôike
, fooitje. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
fooi , fwooj
, vrouwtjeskonijn , hadde gij ramme of fwooje? = heb jij mannetjes- of vrouwtjeskonijnen? Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
fooi , fwooj
, fooi, extra bedrag geven bij het afrekenen , gèttoch zeker wel een fwoojke gegeve? ikke nie, da’s uit de tijd = je hebt toch zeker wel wat extra’s gegeven? ik niet, dat is uit de tijd- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
fooi , foj
, fooi Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
fooi , fooi , zelfstandig naamwoord
, vrouwelijk konijn (Tilburg en Midden-Brabant; Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
fooi , fwooi , zelfstandig naamwoord
, vrouwelijk konijn (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
fooi , foeaj , vrouwelijk
, foeaje , fuuejke , fooi Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
fooi , foeëj , zelfstandig naamwoord
, foeëje , fuëtje , fooi Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
fooi , foeëj , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, foeëje , fuuëjke , fooi Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |