Woord: floddergatÂ
floddergat , floddergats
, een bijnaam voor de Keizerstraat in Venlo. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
floddergat , floddergat , [zelfstandig naamwoord]
, 1 gulle flapuit van een vrouw; 2 slordig geklede vrouw. || flotter Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
floddergat , floddergat , zelfstandig naamwoord
, 1. Uithuizige vrouw. 2. Slordig gekleed vrouwspersoon. Vgl. Fries floddergat. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
floddergat , floddergat , 0
, (Zuidwest-Drenthe) = 1. schoof van slechte kwaliteit (Zuidwest-Drenthe, zuid) 2. iemand die er slordig bij loopt (Zuidwest-Drenthe, noord) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |