elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: fiemel 

fiemel  , fiemel , Enne fiemel hebbe, een beetje verwaand zijn.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
Fiemel , Fiemel , [toponiem] , gehucht bij de Punt van Reide.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
fiemel , fiml , zelfstandig naamwoord, mannelijk , fimln , fimlken , knoop van wit bot
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
fiemel , [tic] , fiemel ,  fiemels ,  fiemelke , 1. tic 2. een klein beetje , Doe höbs eine fiemel!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal