elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: fepen 

fepen  , feepe , blazen op een instrument welk een fluittoon doet hooren.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
fepen , fêêpe , toeteren. muziek maken met blaasinstrument. ook in de uit­ drukking “zit nie soo te fêêpe”, “zit niet zo te zaniken”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
fepen , [blazen ] , fepe , feeptj, feepdje, gefeeptj , 1. schril blazen 2. blazen met een feep , Die klarinètte feepdje hel.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal