Woord: erkentelijk
erkentelijk , erkentelik , bijvoeglijk naamwoord
, erkentelijk. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
erkentelijk , erkintelik
, erkentelijk. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
erkentelijk , erkintelk , [bijvoeglijk naamwoord]
, erkentelijk, dankbaar. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
erkentelijk , erkentelijk , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, erkentelijk Hij was oes der bar erkentelijk veur, dat wij hum hölpen hadden (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
erkentelijk , erkîntelik , erkîntjelik , bijvoeglijk naamwoord
, eerste vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); tweede vorm Nederweerts, Ospels; erkentelijk Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
erkentelijk , erkintelik
, erkentelijk Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |