elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: enigste 

enigste  , insigste , eenigste.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
enigste , énnichste , enige, zie ook: énsichste.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
enigste , ejnigs , bijvoeglijk naamwoord , enig , (slechts één) ejnigs VB: 'r Ês ejnigs keend; enige ejnig (In: 'nne kier of ejnig: enige keren)
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
enigste , ejnigste , bijvoeglijk naamwoord , enige , VB: De ejnigste kier dat ich dat gehuurd heb ês jaore truk.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
enigste , ennigste , bijvoeglijk naamwoord , enig(st)e
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
enigste , ènnegste , bijvoeglijk naamwoord , Henk van Rijen: enigste; WBD III.2.2:70 'het enigste kind' - enig kind; ook: 'eenling'/'enkeling'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal