Woord: eender
eender , eender
, gelijk. (v. Dale: eender (bn. bw. gew.) = hetzelfde, gelijk; dat is eender; hij deed het net eender.) Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
eender , ijnder
, (eender); ’t bin vogels van ijnder veeren = die kinderen enz. zijn nagenoeg even oud, groot, enz. en hooren bij elkander; ’t is mie ijnder = daaromtrent ben ik onverschillig, bv. als het eene keuze betreft; ook: ’t kan mij niet schelen, daar maal ik niet om. (v. Dale: eender (gewestelijk) hetzelfde, gelijk. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
eender , einder
, hetzelfde. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
eender , iender , ,
, eender. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
eender , ainder , ainer , [bijvoeglijk naamwoord]
, eender, dezelfde. ‘t Bin vogels van ainder veren = ze zijn even oud, even groot, ze passen bij elkaar. ‘t Is mie aal ainder. Dat gong mor aal in ainder noot vot = op dezelfde wijze; al maar door. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
eender , énder
, hetzelfde Dè’s krek énder Dat is precies hetzelfde. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
eender , iender , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, Eender. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
eender , einder
, eender, hetzelfde. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
eender , iender , eender , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, (Zuidoost-Drents zandgebied, wm, po) = eender Het is krek iender wel oj metnimt (Oos); eender (Midden-Drenthe) = gelijk Het is mij eender of ik deur de hond of deur de kat beten word (And) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
eender , ender
, dè’s net ender, dat is toch om het even. dè’s fel ender, dat is hetzelfde. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
eender , jinder , nètjeender , bijvoeglijk naamwoord
, hetzelfde, eender, precies zo. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
eender , inder
, hetzelfde , T’is krék inder wa'k vat, ze zén allebaoj 't zélfde, 't môkt mén niks ût. Het is precies hetzelfde wat ik neem, ze zijn beiden hetzelfde, het maakt mij niet uit. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
eender , iender , bijvoeglijk naamwoord
, eender Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
eender , êênder , bijvoeglijk naamwoord
, 1. eender, hetzelfde Haest êêndere kleure Bijna dezelfde kleuren 2. effen, strak, ongeïnteresseerd Jôh, zit niessôô êênder te kijke; Jullie maoke alles êênder Jullie zijn niet netjes op dingen waar dat wel nodig zou zijn Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
eender , ender , nètender, krèkender
, om het even Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
eender , jêênder
, hetzelfde. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
eender , iender , bijvoeglijk naamwoord
, eender, gelijk. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
eender , netjinder
, precies hetzelfde , hoe éé-tie dieje stoel dan gemokt = hoe heeft hij die stoel dan gemaakt- nou netjinder as ik ’t gedaon heb = precies hetzelfde als ik het heb gedaan- ik zee ’t-um netjinder as ik ’t nou tege jou zeg en toen wierti flienk kwaod = ik zei het hem precies hetzelfde zoals ik het nu tegen jou zeg en toen werd hij erg kwaad- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
eender , inder
, hetzelfde, gelijk , Hul die reij huize is inder. Die hele rij huizen is hetzelfde. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
eender , jinder , bijwoord
, hetzelfde (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
eender , inder , bijvoeglijk naamwoord
, eender, hetzelfde; Vergelijkend: haorinder; Et blèèft mèn inder. - Het blijft mij gelijk. Kees en Bart (krantenrubriek ca. 1930): 'nen eenderen toeschort'; Ok agge strak de pèèp ötgaot/ hèdde van staand gin hinder/ want bij St. Pieter òn de poort/ zèn we allemòl wir inder. (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: Gin verschil); Interview Van den Aker (1978), transcriptie door Hans Hessels (2014) - “…daor heej vruuger ok ene kiejòsk gestaon die muziek gaaf. Körvel presies inder!”; Stadsnieuws: Tis ammòl inder, òf ge naa dur den hond òf dur de kat gebeete wòrt (030509); WBD inder - stuks vee [?]; Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch 1899: EENDER - eenderlei, dezelfde: Dat is ter eendere, dat is eender. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |