elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: doodzonde 

doodzonde  , doeëdzund , doodzonde.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
doodzonde , dootszunj , mannelijk , doodzonde.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
doodzonde , dòseunt , erg jammer.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
doodzonde , doodzunde , bijvoeglijk naamwoord , heel erg zonde
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
doodzonde , doedzön , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , doedzön , - , doodzonde , VB: 'n doëdzon môs te vreuger beechte, däoglikse zön mochs te beechte. Zw: Dy mejd ês mich waol 'n doëdzon wërd (schertsend gezegd van een aantrekkelijk meisje ofeen aantrekkelijke vrouw.) Zw: 'nne Z'n ziëve doëdzon zegke: iemand geducht de mantel uitvegen. Zw: Dat ês doëdzon: dat is doodjammer. Zw: Dat ês geng doëdzon: dat is niet zo erg.; erg (dat is niet zo erg) dat ês geng doedzön; stippen (bep. stippen op vingernagels) doedzön VB: doedzön zién witte tikkelkes op d'n nëgel.; doodjammer
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
doodzonde , [hoofdzonde] , doeadzunj , vrouwelijk , doodzonde , Det is ein doeadzunj waerd: opmerking als een knap meisje voorbijkomt.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
doodzonde , doeëdzunj , doodzonde
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal