elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: doods 

doods  , düeds , doodsch.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
doods , doods , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 doods. Wat is ‘t hier doods!; 2 verwelkt. (Westerkwartier). Dat heesterke is zo doods, doodsk; (dV)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
doods , doots , dootser, dootste , doods; verlaten.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
doods , doeds , bijvoeglijk naamwoord , doods , VB: Ién doedse sjtelte hoerte de lûi 't verhaol van de gewonde aon.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
doods , [saai] , doeads , duueds , 1. doods, saai, verlaten 2. dood, eerste lid bij samenstellingen, zie ook doead
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
doods , duëts , bijvoeglijk naamwoord , duëtse , doods
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
doods , dods , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , doods
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
doods , doeëds , duuëds , doeëdser – doeëds , doods
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal