elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: donderjagen 

donderjagen , dōnderjoagen , zie: dōnderderei.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
donderjagen  , dônderjage , toornig uitvallen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
donderjagen , donderjoagen , [zelfstandig naamwoord] , mopperen, zaniken. Lig nait te donderjoagen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
donderjagen , doondrjaang , werkwoord , gekheid, keet maken
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
donderjagen , donderjoagen , lawaai schoppen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
donderjagen , donderjaeng , donderjaeng, edonderjaegd , donderjagen, stoeien.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
donderjagen , donderjagen , onbepaald werkwoord , donderjagen, opspelen, te keer gaan Hie dee niks as vluken en donderjagen (Sle), Schei uut te donderjagen, maal mij neet langer an de kop (Rui)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
donderjagen , donderjaegen , werkwoord , 1. rumoerig stoeien 2. onverstandig, ongestructureerd proberen van alles en nog wat te doen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
donderjagen , donderjaoge , zwak werkwoord , dónderjaoge - dónderjaogde - gedónderjaogd , herrie maken, vervelend doen; Zèn de kènder wir ònt donderjaoge!; WBD III.1.4:401 'donderjagen' = zich vervelen; 410 'donderjagen' = vervelen; A.P. de Bont: dóndarja.ge^n) zw.ww.intr. - donderjagen, razen, tieren, leven en rumoer maken. WNT DONDERJAGEN - het iemand lastig maken, zaniken, zeuren,vervelend zijn.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal