Woord: dodenwagen
dodenwagen , doowagĕn
, lijkwagen. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
dodenwagen , doeëjewaage
, lijkenwagen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
dodenwagen , dodewoagen , [zelfstandig naamwoord]
, lijkwagen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
dodenwagen , doodewaage , mannelijk
, doodewaages , lijkkoets. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
dodenwagen , dodenwagen , dowagen
, (Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook dowagen = lijkwagen Vroeger zatten de vrouwlu mit rokken um de kop op de do-wagen (Rui), zie ook liekwagen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
dodenwagen , [dodenwagen] , doowagen , dooiwagen, dooiwaogen
, boerenwagen waarop de overledene naar het kerkhof wordt gebracht. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
dodenwagen , doeëjewage
, lijkwagen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |