Woord: brons
brons , brôns
, brons. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
brons , brons , [zelfstandig naamwoord]
, De bronzen sinten binnen der in 1878 komen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
brons , bróns , onzijdig
, brons; bronsverf. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
brons , brons , 0
, brons Dat is gien koper, het is brons (Emm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
brons , brons
, brons Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
brons , broons , zelfstandig naamwoord
, et 1. brons, bekende metaallegering 2. bronspoeder 3. bronskleur 4. bronzen medaille voor de derde prijs Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
brons , broons , zelfstandig naamwoord
, brons , broons (soortnaam en stofnaam) VB: 't Beeld van de Grinnedeer oonder ién 't duerp ês van broons gemak. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
brons , bróns , onzijdig
, brons, bronsverf Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |