Woord: broddel
broddel , bröddel , bruddel
, wat verbroddeld is, een mislukt iets, bv. een pannekoek, die stukken uit de pan komt; ook zegt men wel: misbrudsel = misbaksel. Vgl. bruddellap. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
broddel , broeddel
, knoeierij. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
broddel , broddel , mannelijk
, geklungel. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
broddel , [geklungel] , bróddel , mannelijk
, geklungel, knoeiwerk , Eine bróddel van ei breiwerk! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |