elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: brandweer 

brandweer  , brandwaer , brandweer.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
brandweer , branjtwaer , vrouwelijk , branjtwaere , brandweer.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
brandweer , brandwiir , brandwiir , Beraauw, goej vurnèmmes én de brandwiir komme aalté te laot. Berouw, goede voornemens en de brandweer komen altijd te laat. Berouw komt meestal na de zonde, dus te laat, denk daarom na voor je begint.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
brandweer , braandweer , zelfstandig naamwoord , de; brandweer
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
brandweer , brandjwaer , mannelijk , brandweer
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal