elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: botervloot 

botervloot , [bakje voor tafelboter] , böttervlootien , porseleinen of aarden kop waarin men boter, die niet opgeslagen is, op tafel zet.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
botervloot  , bôttervluëtje , botervloot.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
botervloot , bòtrvluetjen , zelfstandig naamwoord, onzijdig , houten bakje voor boter
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
botervloot , bóttervleuike , vrouwelijk , botervlootje.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
botervloot , bottervleutien , botervlootje.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
botervloot , bottervleutie , botervlootje.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
botervloot , bottervleuchien , botervlootje.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
botervloot , bôttervloewet , bôttervlötje , botervloot
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
botervloot , bottervloot , zelfstandig naamwoord , bottervleutien , botervloot.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
botervloot , bóttervloeët , zelfstandig naamwoord , bóttervloeëte , bóttervluëtje , botervloot
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal