elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bofkonten 

bofkonten , pofkonten , is eene minder kiesche uitdrukking, waarmeê men bedoelt iemand met de knie tegen zijne partes posteriores stooten.
Bron: Bisschop, W. (1862), ‘Het Dordsche taaleigen. Bijdrage tot de kennis der Hollandsche dialekten’, in: De Taalgids 4, 27-48.
bofkonten , bofkonten , (bòfkontə) , zwak werkwoord, intransitief , Zeker spel, waarbij twee jongens een derde bij armen en benen opnemen en herhaaldelijk op zijn achterste doen neerploffen. – Dient voornamelijk tot inwijding van de nieuwelingen op school en catechesatie. – Vgl. Taalgids 4, 41: pofkonten, iemand met de knie tegen zijn achterste stoten (Dordrecht).
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
bofkonten  , boefkônte , groot spreken.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
bofkonten , bofkonte , werkwoord , Verouderd. Spel waarbij twee jongens een derde bij armen en benen opnamen en hem herhaaldelijk met zijn achterste op de grond of op een andere, voorovergebogen staande knaap lieten ‘boffe’ of ploffen.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
bofkonten , gebofkont worre , een pak rammel krijgen; ’k wou dâ je gebofkont wier!
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal