Woord: bloedspuwing
bloedspuwing , bloudspeien
, (zelfstandig naamwoord) = bloedspuwing, bloedbraking; hij het al tweimoal bloudspeien had = hij heeft reeds twee malen bloed gebraakt. Men zegt niet: hij speit bloud, maar: hij geft bloud over, of, minder sterk: hij geft bloud op. Zoo ook: hij het bloud overgeven, of: opgeven, niet: hij het bloud speit. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
bloedspuwing , bloodspejing
, bloedspuwing. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
bloedspuwing , bloedspi’jige , blôêdspi’jige
, bloedspuwing. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: blôêdspi’jige Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
bloedspuwing , bloodsjpyjing , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, bloodsjpyjinge , - , bloedspuwing , VB: Wie 'r e päor kier 'n bloodsjpyjing haw gehad wiste v'r dat 't mêt 'm gedoën wäor. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |