elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bezweet 

bezweet  , bezweit , bezweet.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
bezweet , beswait , beswit , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 bezweet; 2 beswit (Hogelanden Westerkwartier); 3 beswut (Hogeland)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
bezweet , besweiten , bijvoeglijk naamwoord , Bezweet.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
bezweet , bezwit , bezweet , Ge zé bezwit, gi moet óppaase dég'ge gin kléts vat, ge zé zóó snotverkoud. Je bent bezweet, je moet oppassen voor een verkoudheid, je bent zo snipverkouden.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
bezweet , bezjwêt , bijvoeglijk naamwoord , bezweet , VB: Nao die lang waandeling wäor 'r behuurlik bezjwêt, de luter leep 'm aof.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
bezweet , bezwit , bezweet
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
bezweet , [bezweet ] , bezwètj , bezweet , Hieël bezwètj zeen.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
bezweet , bezwétj , bijvoeglijk naamwoord , bezwétdjer, bezwétjst , bezweet
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
bezweet , bezwit , stoffelijk bijvoeglijk naamwoord , bezweet; Vocaalkrimping; Hoeufft: 'bezwit' voor 'bezweet'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal