elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: beschelden

beschelden , beschelde , misgelden.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
beschelden , beschellen , [werkwoord] , uitschelden. Zai het hom beschollen = belasterd.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
beschelden , beschelde , werkwoord , bescheld, beschold, bescholde , ontgelden, ergens voor opdraaien; Hij hattet gedaen, maor ik mosset beschelde Hij had het gedaan, maar ik moest er voor opdraaien
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
beschelden , beschelde , ontgelden
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal