Woord: bekommeren
bekommeren , bekummere
, bekommeren. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
bekommeren , bekommerd , [werkwoord]
, Zok bekommern = zich bekommeren. Hai bekommert zok naarns om. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bekommeren , bekommern , zwak werkwoord, wederkerend
, zich zorgen maken Hie is al een hiele tied ziek, maor er bekommert zich gien ien um (Bor) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bekommeren , bekommeren
, bekommeren Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
bekommeren , bekommeren , bekoemeren , werkwoord
, zich bekommeren om of over Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bekommeren , bekömmere , werkwoord
, bekömmerde, bekömmerd , bekommeren , VB: 'r Lèf wie God ién Fraankriék, 'r bekömmert zich nuurges uüver. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |