Woord: bedenken
bedenken , bedenken
, voor: (zich) herinneren; ’ken ’t nijt weer bedenken al is ’t ook nog zoo, (ook: al stoa ’k ook op kop) = ik herinner het mij niet, hoe graag ik dit ook wil; ik kon nijt bedenken wel mie dat zegd har; “ik kon geinent bedenken, dei dat doun zōl.” – Ook = anders besluiten, van een vroeger plan afzien, bij v. Dale: zich anders bedenken; hei’joe ook bedocht? = blijft gij bij uwen eisch, bij uw voornemen, bij uw besluit, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
bedenken , bedinke
, nadenken. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
bedenken , bedinken , [werkwoord]
, ik bedìnk, bedòcht(e), heb bedòcht. , 1 bedenken.; 2 zich herinneren. Ik kin ‘t nait meer bedìnken. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bedenken , zok bedinken , [werkwoord]
, 1 zich bedenken.; 2 van plan veranderen. Heìe joe bedòcht? Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bedenken , bedeankn , werkwoord
, 1 een geschenk geven, 2 wed. van meening veranderen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
bedenken , bedénke
, bedach, haet of is bedach , bedenken. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bedenken , bedenken , sterk werkwoord, overgankelijk
, 1. bedenken Ie moeten bedeinken, het gaot van kwaod töt arger (Smi), Het is moeilijk um een goeie zin te bedenken (Sti), Zie heb oes goed bedacht we hebben flink wat gekregen (Sle), Hej der al wat op bedacht? een antwoord gevonden (Bco) 2. (wederk.) zich bezinnen Hij bedaacht zich eerst, veurdat e wat zee (Rol), Daor wi’k mij nog even over bedenken over nadenken (Eri), Ik bedèenke mij daor dat wij nog gien brood hebben denk er ineens aan (Mep) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bedenken , bedenkn
, bedenken. Hie hef ’m bedach en is weerummegaon. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
bedenken , bedaenken , werkwoord
, 1. bedenken, overleggen, overwegen 2. uitdenken 3. nadenken over 4. van gedachten veranderen 5. begiftigen, toedelen, bedelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bedenken , bedeenke , werkwoord
, bedaach, bedaach , bedenken , VB: Zoonder zich te bedeenke sjproûng 'r ién 't wäoter. VB: Bedeenk wats te dèis.; verzinnen bedeenke (zie 'denken') VB: Bedeenk dich 'ns get, wat zoûw ich 'm gëve vuur z'nne verjëurdäog? Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bedenken , [bedenken ] , bedinke
, 1. bedenken 2. cadeaus geven of krijgen , Bedink dich ieës(t) of se det waal mós doon. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bedenken , bedînke , werkwoord
, bedînktj zich, bedach(t) zich, zich bedachtj , zich -, bedenken, zich Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |